Zeeland maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog tweemaal onderdeel uit van het internationale strijdtoneel. Zowel tijdens de Duitse inval in mei 1940 als vier jaar later, in oktober en november 1944 werd er zwaar gevochten. Veel van de oorlogsschade is dan ook nog terug te zien in bebouwing en landschap.
De Slag om de Schelde vormde in 1944 de sleutel voor de bevrijding van Nederland en de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog. Bij deze slag wilden de geallieerden de Scheldemonding vrij maken van Duitse strijdkrachten zodat Antwerpen de belangrijke geallieerde bevoorradingshaven zou worden. Deze operatie was cruciaal omdat de geallieerde bevoorradingslijnen nog steeds terugliepen tot aan de landingsstranden in Normandië. Door het niet kunnen innemen van de brug bij Arnhem ging de oorlog nog langer duren dan verwacht. De stad Antwerpen was al op 4 september 1944 bevrijd, maar het gebied aan de Scheldemonding tot aan de stad nog niet.
Daarom moesten de Westerschelde en beide oevers, als toegangsweg tot Antwerpen, in geallieerde handen komen. Het plan bestond uit offensieven aan meerdere fronten. Acht weken lang werden op Zeeuws grondgebied enkele van de moeilijkste gevechten uit de hele oorlog gevoerd waaronder amfibische landingen en aanvallen op open terrein. Een uitgebreid stelsel van Duitse fortificaties langs de kust in combinatie met onder water gezet, modderig terrein leidde tot afschuwelijke bloedige gevechten. Aan het einde van dit offensief waren ca. 41.000 Duitse soldaten gevangen, maar ook 13.000 verloren. Uiteindelijk werd de Slag om de Schelde gewonnen door de Canadezen, Polen en Britten.
De strijd om West-Zeeuws-Vlaanderen
De heftige gevechten in West-Zeeuws-Vlaanderen vormden in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke fase om de bevoorrading van de geallieerde troepen via de haven van Antwerpen mogelijk te maken. De Canadese militairen noemden het de “Battle to win de Breskens Pocket”, met codenaam ‘Switchback’. Terry Copp beschrijft in het Canadese Leger Magazine, als bijdrage in de Canadian Militaire Histori, wat de Canadese militairen er zelf over vertelden. Dit verhaal is daarop gebaseerd, vrij uit het Engels vertaald, verkort en aangevuld met o.a. gegevens van A.B.J. Goossens van de Heemkundige kring West-Zeeuws-Vlaanderen.
De geallieerde troepen waren, na slopende gevechten in Normandië, de succesvolle opmars in Noord-Frankrijk en de triomfantelijke tocht door België, tot dicht bij de Nederlandse grens genaderd. Het Duitse leger, Armeeobercommando 15 (O.K. 15), vluchtte voor de geallieerde troepen uit. Ze zette, na de val van Antwerpen op 4 september 1944, een verdedigingslijn op. Het front liep in België langs het Leopoldkanaal vanaf Zeebrugge tot het zuiden van de Braakman bij Isabellasluis en het geïnundeerde gebied in Oost-Zeeuws-Vlaanderen. De Duitsers hielden daar stand. Daarmee kon het Duitse leger via de Westerscheldehavens Terneuzen en Breskens uit de omsingeling ontsnappen en een positie in Brabant ten noorden van Antwerpen innemen. De Duitse 64e Infanterie Divisie, onder bevel van Generaal-majoor Knut Eberding, een onderdeel van het Armeeobercommando 15, werd met de verdediging van West-Zeeuws-Vlaanderen belast. De Canadese aanvallers onderschatten aanvankelijk de sterkte van de Duitse verdediging. Zij gingen er van uit dat Generaal-Majoor Eberding over niet meer dan 5.000 man beschikte terwijl hij in werkelijkheid 17.000 manschappen tot zijn beschikking had.
De geallieerden verstoorden het overzetten van het Armeeobercommando 15 via Breskens naar Vlissingen met luchtaanvallen, maar konden het niet beletten. Er waren In het begin weinig vliegtuigen beschikbaar voor de aanvallen. Het merendeel van de vliegtuigen werd ingezet bij de luchtlandingsoperatie bij Arnhem (Market Garden), dat op 17 september 1944 begon. Bij de geallieerden rees een meningsverschil tussen de opperbevelhebber de Amerikaan Dwingt Eisenhower, die het leger eerst wilde inzetten voor het zuiveren van de Scheldeoevers en de Brit veldmaarschalk Bernard Montgomery, die een voorstander was van een doorstoot naar Arnhem om snel het hart van Duitsland te bereiken. Montgomery won het meningsverschil, maar verloor de slag. Adolf Hitler, de Duitse dictator, zag het belang van de haven van Antwerpen als aanvoerhaven voor de geallieerden in. Hij verklaarde West-Zeeuws-Vlaanderen tot vesting: het verdedigingsleger moest standhouden en ‘tot de laatste man vechten’. Mede de oorzaak dat er in West-Zeeuws-Vlaanderen fel werd gevochten. De Duitse 64e Infanterie Divisie (I.D. 64), van Generaal-majoor Knut Eberding, streed om elk stukje grond.
De 3e Canadese Infanterie Divisie, onder bevel van Generaal-majoor Daniel C. Spry, kwam bij het Leopoldkanaal in België, dicht bij de Nederlandse grens, tot staan. De geallieerden wilden de impasse doorbreken door met de 7e Canadese Infanterie Brigade het Leopoldkanaal bij Maldegem (België) over te steken en tegelijk met de 9e Canadese Infanterie Brigade, onder bevel van Brigadecommandant Rockingham, een amfibielanding uit te voeren over de Braakman, een zijarm van de Westerschelde, bij Hoofdplaat in Nederland. Op 6 oktober 1944 stak de 7e Canadese Infanterie Brigade het Leopoldkanaal in België over.
Voorafgaand aan de hoofdaanval bij het Leopoldkanaal voerde het Algonquin Regiment van de 4e Canadese Infanterie Brigade een ‘schijnaanval’ uit bij Isabellasluis, de doorgang tussen de Braakman en het uiteinde van het Leopoldkanaal. Het moest de Duitsers het gevoel geven dat daar de hoofdaanval plaatsvond. De 4e brigade had er eerder zware verliezen geleden. Ook nu stuitte het Regiment op hardnekkige tegenstand en liep vast.
De hoofdaanval over het Leopoldkanaal en een z.g. ‘afleidingskanaal’ er achter was ‘smal’ van opzet. Door inundaties aan de noordkant van het kanaal kon de aanval niet breed worden opgezet. Twee pelotons van the Canadian Schottish Regiment en de Regia Rifles van de 7th Canadian Infantry Brigade, onder bevel van Brigadier John G. Spragge, staken bij Moerhuize in België, een plaatsje niet ver van Maldegem, het Leopoldkanaal over. De Canadezen vormden in felle gevechten twee kleine bruggenhoofden van 700 meter diep en 2 km breed. Het Duitse 1e bataljon grenadiers Regiment 1038 van de Duitse 64 I.D. zette onmiddellijk de tegenaanval in, gesteund door gericht vuur met alle beschikbare mortieren en artillerie. Op de kanaaldijk bestookten beide partijen elkaar met handgranaten. De Duitse tegenaanvallers leden grote verliezen; de Canadese aanval stokte.
Met gevechten van man tegen man trachtte het Duitse Fusilierbataillon 164 op 7 oktober de twee zwakke bruggenhoofden te vernietigen. Een Canadees peloton werd ingesloten en de manschappen gevangen genomen. Twee compagnieën van de Royal Winnipeg Rifles voerden een aanval uit. Zij probeerden contact te maken met de Rigina Rifles die twee km westelijker in het linker bruggenhoofd vastzaten. Een omtrekkende beweging van de tweede Compagnie van de Royaal Winipeg Rifles verraste de Duitsers. De Canadezen maakten 64 Duitsers krijgsgevangen en tot hun verrassing bevrijdden ze de 40 Canadezen, die eerder door de Duitsers gevangen waren genomen. Onder sterke tegenstand werd meter voor meter het bruggenhoofd naar het westen uitgebreid en op 9 oktober werd er contact gelegd met de Retina Rifles waardoor de twee bruggenhoofden aaneensloten. Buffalo’s in de BraakmanDoor de zware gevechten waren zowel de Canadezen als de Duitsers uitgeput en kwam het front tot stilstand. De gevechten gingen desondanks door.
De Braakman
De 9e Canadese Infanterie Brigade onder bevel van Brigadier John Rockingham zou op 7 oktober de Braakman met amfibievoertuigen, buffalo’s en terrapins, oversteken, direct na de aanval over het Leopoldkanaal. Maar alles wat bij de start mis kon gaan ging ook bijna mis. In de dagen voor de aanval bleken de buffalo’s, bij lage snelheid, in het kanaal van Terneuzen naar Gent moeilijk bestuurbaar. De sluizen bij Terneuzen waren zwaar beschadigd en de bestuurders van de Buffalo’s hadden grote moeite om de obstakels te ontwijken. De aanval moest een dag worden uitgesteld. Voor de 9e Canadese Infanterie Brigade was 8 oktober een dag van spanning en onzekerheid. Ze vreesde dat door het uitstel de voorgenomen landing niet verborgen zou blijven. Het ‘plaatselijke verzet’ in Terneuzen arresteerde een aantal collaborateurs waardoor de kans kleiner werd dat de Duitsers op de hoogte zouden komen van een aanval in hun rug. Helaas werden er geen schippers gevonden die de Buffalo’s langs de Westerschelde en in de Braakman konden navigeren.
Luitenant-Commander R.D. Franks, vlootschouw liaison-officier van het Canadese hoofdkwartier, hakte de knoop door en begeleidde de buffalo’s met materieel en manschappen naar zee. Kort voor middernacht, op 8 oktober, plonsden de voertuigen in het zeewater. De artillerie beschoot met een spervuur de landingsplaatsen. Het donderend geluid van ontploffende granaten vermengde zich met de herrie van de vliegtuigmotoren die de Buffalo’s aandreven. Met lichtsignalen leidde Franks de troepen naar het landingsgebied van twee afzonderlijke stranden; het Green- en Amberstrand. Op het ‘Greenstrand’ overvielen de North Nova Scotia Highlanders een Duitse post waar negen man van de Landesschützenbatailon 627, niet gehinderd door het geluid van artillerie en vliegtuigmotoren, lag te slapen. Het ‘Greenstrand’ kon snel worden uitgebreid. Op het ‘Amberstrand’ bleven een aantal buffalo’s in de zeeklei steken waardoor de Highland Light Infantery of Canada (HLI) onder zwaar machinegeweervuur lag terwijl ze zich uit de slikken en schorren worstelden.
Het landingsgebied van de Canadezen lag bij Hoofdplaat, tussen Hoofdplaat en Biervliet in. De Duitsers zetten onmiddellijk een tegenaanval in om de Canadese troepen “terug in zee te drijven”. Majoor R.G. Hodgins, een Canadese officier, rapporteerde aan zijn hoofdkwartier: “de vijand is niet te vergelijken met de garnizoenstroepen die we eerder bij Boulogne en Kaap Gris-Nez in Frankrijk tegenkwamen. Dit zijn soldaten van een hoog opgeleide divisie die met grote vastberadenheid en volharding vechten. Met volle bepakking springen ze over sloten en glippen onder duikers door”. De tegenaanval werd afgeslagen, maar het landingsgebied kon niet worden uitgebreid voor de rest van de Brigade was overgezet.
Terwijl de Canadese aanvallers het landingsgebied verdedigden, zette het flottielje het reservebataljon Stormont Dundas and Glengarry Highlanders en het machinegeweer- en mortierverkenningspeloton van de Camerons Highlanders of Ottawa over uit Terneuzen. Een Britse eenheid, de 806th Smoke Pionier Company legde, om de overtocht te beschermen, met stormboten en amfibievaartuigen een rookgordijn van 8 km op de Westerschelde. De rook blijft normaal slechts 15 minuten hangen, maar door het bouwen van vlotten en de rookpotten daarop steeds te vervangen kon op de Westerschelde, voor de inham van de Braakman, een rookscherm in stand worden gehouden. Met de aangevoerde versterkingen was er een betere controle op het smalle bruggenhoofd. Met enkele Wasp (Brencarriers met vlammenwerpers) verdreven de Canadezen de vijand uit een aantal goed beschermde mitrailleurposten. De Camarons Highlanders schakelden een in een boomgaard goed verscholen machinegeweerpost uit. Manschappen van de Highland Light Infantery of Canada overvielen de boomgaard en namen 65 Duitsers gevangen.Barakkenstraat in IJzendijke Het smalle en ondiepe bruggenhoofd moest snel worden uitgebreid. De Duitse kustbatterijen met zwaar zeegeschut op Walcheren en in Cadsand en de veldartillerie rond IJzendijke, konden hun doelen steeds beter vinden. De Duitsers maakten de kustbatterijen bij Cadzand zo draaibaar dat ze ook landinwaarts konden schieten.
Biervliet, Hoofdplaat en Driewegen
De SD & G Highlanders kregen de opdracht om Hoofdplaat in te nemen en verder langs de kust naar het westen op te rukken. Hoofdplaat werd fel door de Duitsers verdedigd. Generaal-Majoor Knut Eberding zond zijn Duitse reservecompagnie, het Grenadiersregiment 1039, naar het nieuwe front en haalde versterking uit Walcheren. In de nacht van 10 oktober rapporteerden de Duitsers aan het hoofdkwartier: “de vijand heeft vanuit het bruggenhoofd een vastberaden aanval ontketent waarbij sterke druk wordt uitgeoefend op het front van het Duitse Grenadiersregiment 1039. Met vier tot vijf bataljons en enige tanks hebben de Canadezen een nieuw bruggenhoofd gevormd van 3 km diep en 6 km breed ten Noordwesten van het front. Drie Duitse bataljons zijn ingezet om de inval te keren. De situatie is nog steeds gespannen”.
Generaal-majoor SpryVoor de Canadezen was de toestand niet minder gespannen. Het 7e Recce Regiment nam de positie van HLI (Highland Light Infanterie) over, zodat de HLI zich kon organiseren voor een aanval op Biervliet. De polders rond Biervliet werden omringt door dijken, doorsneden door sloten en waren drassig door de vele oktoberregens. Sommige gedeelten waren onder water gezet. Het was onmogelijk om dwars door de polders aan te vallen. De smalle dijken waren de enige berijdbare routes. De HLI viel in de schemering van 11 oktober Biervliet aan langs twee parallel gelegen dijken. De Duitsers, gedwongen door het intensieve en geconcentreerde artillerievuur, trokken zich terug en namen nieuwe posities in ten zuiden van Biervliet. In de nacht deden de Duitsers een felle tegenaanval waarbij een HLI-peloton werd opgerold. Overdag herstelde het Canadese Bataljon de posities.
In het centrum van het bruggenhoofd woedden woeste gevechten. Het dorpje Driewegen werd bijna geheel verwoest. Slechts een half dozijn huizen bleef overeind. De SD&Glengarry Highlanders leden in de heftige gevechten bij Hoofdplaat zware verliezen: meer dan 70 doden in twee dagen. De ‘Glens’ gebruikten in Hoofdplaat zesponder antitankgeschut om kleine bunkers, met 20 mm kanonopstellingen en versterkte huizen, uit te schakelen. Hun North Nova-dagboek vermeldt: “de slachtoffers zijn zwaar toegetakeld, maar we denken dat Jerry (Duitsers) het slechter hebben dan wij”. Na de twee eerste dagen eindigden de gevechten in een patstelling. De Duitse tegenaanvallen faalden, maar de prijs die de 9e Canadese Infanterie Brigade er voor betaalde was hoog.
De Biezen
Ondanks felle gevechten was het front bij het Leopoldkanaal op 7 oktober tot stilstand gekomen. Pas op 12 oktober werd weer enige vooruitgang geboekt. De Biezen, een huizenrij in lintbebouwing op 500 meter van het Leopoldkanaal op de grens van België en Nederland aan de Graaf Jansdijk, werd bereikt. Overal in het terrein lagen Duitse en Canadese gesneuvelden, sommigen al vanaf 6 oktober. De verliezen aan beide zijden waren hoog. Op 15 oktober werd De Biezen veroverd.
Sluis. Belfort/stadhuis na het bombardementHet was de bedoeling van de Canadese legerleiding om de 8e Canadese Infanterie Brigade, onder leiding van Brigadier K.G. Blackader, dat in reserve was gehouden, in te zetten in het bruggenhoofd bij het Leopoldkanaal. Maar door de patstelling aan het Braakmanfront was het noodzakelijk om met de 8e Brigade het front daar te versterken. Onder bescherming van het rookgordijn werd de 8e Brigade door het uitgedunde flottielje Buffalo’s over de Braakman gevaren en ingezet in het Noordoosten van het bruggenhoofd. De manschappen van Brigadier K.G. Blackader vielen naar het zuiden aan met de opdracht om samen met de 4e Canadese Infanterie Divisie via de Isabellapolder een landtong te vormen naar het eind van de Braakman. Het verraste de Duitsers. De Queen’s Own Rifles of Canada namen Biervliet in en kwamen in een goede positie om met een gecoördineerde aanval de Duitse linies te doorbreken. De North Shores en het Le Régiment de la Chaudières maakten op 15 oktober verbinding met de 4e Divisie. Onmiddellijk werden in het veroverde gebied de mijnenvelden geruimd, werden obstakels verwijderd en werden de wegen provisorisch hersteld.
Generaal-Majoor Spry, de opperbevelhebber van de 3e Canadese Infanterie Divisie, gaf de order om zoveel mogelijk Canadese levens te sparen en de Duitse verdedigers te demotiveren, door vóór een aanval werd ingezet de doelen intensief en langdurig met zware artillerie te beschieten en vanuit de lucht te bombarderen. Dat ook de bevolking het bij de zware beschietingen en bombardementen het zwaar te verduren zou krijgen was een ‘onvermijdelijk noodlot’. De tactiek van Spry werd gevolgd door alle Canadese eenheden die bij gevechten betrokken waren. Het strookte niet met de haast van het Army Group Headquarters en van de opperbevelhebber Generaal Dwight D. Eisenhower, die vaart wilde zetten achter het vrij maken van de haven van Antwerpen. Besloten werd om de Schotse 52e Lowland Divisie in te zetten Sluis. Belfort/stadhuis voor het bombardementbij het Leopoldkanaal om daar de Canadese troepen te versterken. Tegen de zin van veldmaarschalk Bernard Montgomery. De 52e Lowland Divisie was aanvankelijk opgeleid voor gevechten in de bergen en herschoold om strijdkrachten door de lucht te vervoeren. Montgomery hoopte ze in te zetten bij het consolideren van een overwinning bij Arnhem. Het liep anders. De 52e Lowland Divisie werd pas na 18 oktober bij het Leopoldkanaal ingezet.
Bevolking
De bevolking kreeg het moeilijk. Vooral Breskens, Oostburg, Schoondijke, IJzendijke en Sluis werden zwaar gebombardeerd en voortdurend door jachtbommenwerpers bestookt. Op 11 oktober hadden Breskens, waar de bevolking al was geëvacueerd of gevlucht en Sluis het zwaar. Het oude vestingstadje Sluis werd grotendeels verwoest en brandde tegen de avond zo hevig dat het tot in de verre omtrek te zien was. 61 Burgers verloren het leven. De overlevenden waren verbijsterd en begrepen het niet. In het hele stadje was geen Duitser te bekennen. Slechts een handjevol Duitsers verbleven in de tegen bommen beschermde ondergrondse schuilplaatsen in de wallen van Sluis. Niet één Duitser kwam bij het bombardement om.
De mensen in de steden en dorpen die niet over een kelder beschikten vluchtten naar boerderijen en schuren waar pakken stro hen tegen granaten konden beschermen en naar huizen op het platteland die wel over kelders beschikten. De intensiteit van de beschietingen en het donderend geluid van ontploffende granaten maakten het verblijf in kelders tot een nachtmerrie. In de ondergrondse schuilplaatsen stonk het en door scheuren in de keldermuren, veroorzaakt door de ontploffingen, sijpelde het hoge grondwaterpeil en de koude regen naar binnen. In het directe frontgebied was het onder de beschietingen vaak onmogelijk om de schuilplaats te verlaten. Buiten eten halen of om de behoefte te doen was het leven riskeren. Gebrek aan vlees was er niet. Veel gedode en zwaar gewonde dieren, koeien, varkens, geiten en schapen lagen rond boerderijen verspreid. Het ophalen van het vlees was levensgevaarlijk. Tyfoons en Spitfires Kon moeilijk vriend van vijand onderscheidenwaren voortdurend op zoek naar doelen en konden moeilijk vriend van vijand onderscheiden. Het was zelfs niet uitzonderlijk dat vooruitgeschoven eigen troepen werden beschoten en gebombardeerd.
Eede en Aardenburg
Bij de Isabellapolder hadden op 15 oktober de 8e Canadese Infanterie Brigade en de 4e Canadese Infanterie Brigade contact gemaakt. De 8e brigade trok op naar het westen. Het Duitse front bij Eede, waar de bevolking was geëvacueerd, en bij Aardenburg liep de kans in een tang te worden genomen tussen de naar het westen oprukkende 8e Canadese Brigade en de 7e Canadese Brigade bij het Leopoldkanaal. Generaal-majoor Knut Eberding was genoodzaakt de frontlijn recht te trekken. In de nacht van 16 op 17 oktober verlieten de Duitse troepen Eede en Aardenburg. Op 19 oktober trokken het Schotse 6th Battalion Highland Infantry en het 7th Canadian Reconnaissance Regiment het door de Duitsers verlaten Eede en het zwaar beschadigde Aardenburg binnen.
IJzendijke
Verwoest BreskensNa felle gevechten in polders ten noorden van IJzendijke, bij boerderij Buitenlust en ten zuiden bij De Ponte, vielen de Queen’s Own Rifles of Canada van de 8e Canadian Infantry Brigade op 17 oktober IJzendijke aan. Het Duitse eerste bataljon van het Grenadierregiment 1039 dat al zware verliezen had geleden verdedigde IJzendijke. IJzendijke was al mikpunt geweest van artilleriebeschietingen. Rond IJzendijke stond veel Duits veldgeschut opgesteld. De tegenstand was groot. De Duitse troepen voerden, bij het zuiveren van de huizen door de Canadezen een bajonetaanval uit. Door de Duitse artillerie en hevig mortiervuur, dat in het centrum grote branden veroorzaakte, kon pas in de ochtend van 18 oktober het westelijk deel van de gemeente worden veroverd.
Ontspanning
De dagenlange gevechten putten de troepen uit. Spry liet de 9e Brigade een korte rust houden om zich voor te bereiden op de aanval van Breskens. Voor de aanval op Breskens kreeg de hele brigade; de Highland Light Infantry of Canada, de North Nova Scotia Highlanders en de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders verlof. In de buurt van IJzendijke en Biervliet werden mobiele warme badinstallaties ingericht en werd schone en droge kleding klaar gelegd. Sommigen konden in Eeklo een cabaret bezoeken of in Maldegem naar de film. Voor anderen werd een ontspanningsavond georganiseerd. Een schuur of groot gebouw kon snel tot kantine worden ingericht. Om een bal te organiseren, zoals in het Casino in Sluiskil, was niet veel nodig. Het leger charterde een Big Band die meer voor geallieerde soldaten speelde. Uit de omtrek werden meisjes en jonge vrouwen uitgenodigd. Vervoer, met legertrucks, was geen probleem. Jonge vrouwen en meisjes met een ‘kort kapsel’ werden niet geweigerd. Vanaf Dolle Dinsdag werden meisjes en vrouwen die met Duitsers omgingen kaalgeschoren.
Breskens
Lancaster bommenwerperDe 930e Assault Brigade van de Royal Engeneers van de 79e Armoured Divisie, bereidde de aanval op Breskens voor bij de boerderij van De Dobbelaere bij IJzendijke. Plotseling explodeerde een tankauto met vloeibare nitroglycerine. Vele voertuigen gingen verloren, waaronder ‘flail-tanks’, die o.a. ingezet hadden moeten worden bij het opruimen van mijnen en het overbruggen van sloten en een tankgracht bij Breskens. 7 Canadese en 31 Britse militairen kwamen om het leven. De eenheid was niet meer inzetbaar. Toch brak de 9e Canadese Infanterie Brigade op 18 oktober bij Sasput, ten oosten van Breskens, door de verdediging van de Duitsers. De Duitsers trokken zich terug op nieuwe posities in het westen. Breskens was voor de Duitsers en de Canadezen erg belangrijk. Al op 11 september 1944 was Breskens zwaar gebombardeerd. In totaal kwamen er in Breskens 204 burgers om het leven. De val van Breskens en vooral van de haven, op 22 oktober, was een zware slag voor de Duitsers. Zij raakten hun grote aanvoer- en afvoerhaven kwijt. De Duitse troepen werden iedere dag via de haven bevoorraad. Voor hun bevoorrading moesten ze nu gebruik maken van kleine havens langs de kust die bij eb droogvielen. Het had grote gevolgen voor de Duitsers.
Op dezelfde dag bereikten Canadese patrouilles het Fort Frederik Hendrik. De zware bunkers van het fort lagen bij Breskens te midden van bomtrechters en omgewoelde aarde. Canadese gegevens vermelden, dat de verdedigers zich na symbolische weerstand overgaven. Ook A.B.J. Goossens schrijft over zwakke tegenstand. Andere bronnen hebben het over meer verzet. Twee compagnieën van de North Nova Scotia Highlanders zetten via de duinen de aanval in maar werden door mitrailleur- en mortiervuur gedwongen zich terug te trekken. De volgende dag werd aanval van een compagnie opnieuw afgeslagen. Het fort dat al vele bombardementen had doorstaan zou eerst door zware bommenwerpers worden gebombardeerd. Op 24 oktober was het weer minder goed. Het zware bombardement ging niet door. Nu werd het gebombardeerd door jachtbommenwerpers. Op 25 oktober gaf de bezetting van het fort zich over aan twee compagnieën van de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders die in gevechtsformatie naderden.
Schoondijke
Verwoest Oostburg De aanval op Schoondijke op 22 oktober door de Highland Light Infantry of Canada verliep voorspoedig. Het Duitse tweede bataljon van het Grenadierregiment 1039 onder bevel van Hauptmann Koppenburg bood weinig tegenstand. Toch werd Schoondijke in een puinhoop veranderd. Het lag op een belangrijk kruispunt van wegen en de Duitse Artilleriegruppe Kuhlmann trok luchtbombardementen en artilleriebeschietingen aan.
Oostburg
Voor de Canadese 8e Brigade, die hoge verliezen had geleden, zware gevechten had moeten voeren, te kampen had met ziekten, psychische stoornissen en slecht weer, was het eveneens nodig om vóór de aanval op Oostburg rust te geven. Per onderdeel kreeg 20 man voor 48 uur de kans en om zich in Brussel of Antwerpen te ontspannen. De Queens Own Rifles of Canada die, na de verovering van IJzendijke, Oostburg aanviel trof “een meer vastberaden of een onvoldoende door artillerie beschieting gedemotiveerde vijand” aan. De stad werd verdedigd door Gruppe Felmede versterkt met Gruppe Rothert en de resten van de infanteriegeschüts- en de Panzerjägerkompanie van het Grenadiersregiment G.R. 1038. Bij de aanval werd een compagnie van het Franssprekende Canadese Le Régiment de la Chaudière van de hoofdgroep afgesneden. 15 Soldaten werden door de Duitsers gevangen genomen. (A.J.B. Goossens beschrijft, dat de Canadese compagnie in een val liep van de Duitse Gruppe Hascher waarbij 21 Canadezen sneuvelden, 56 man krijgsgevangen werden gemaakt en slechts 15 man uit de val ontsnapten).
Na hevige gevechten in de voorafgaande dagen werd vanuit “het Groote Gat” ten zuiden van Oostburg, op 25 oktober, de hoofdaanval op Oostburg ingezet. Het was koud maar de aanhoudende regen was opgehouden. Na inleidende beschietingen zorgden rookgranaten voor zichtdekking. Twee compagnieën zetten de aanval in en bereikten de eerste huizen van Oostburg. De Queen’s Owen Riffles of Canada (QORC) zuiverden “met een wild bajonetgevecht” het centrum van de stad.
Het Duitse verzet, zoals in Oostburg, was niet overal zo fel meer. Grote groepen Duitse soldaten gaven zich over. Duitse soldaten en de lagere officieren zagen het hopenloze van de strijd in. Vermoeid en ontreddert door de aanhoudende gevechten en beschietingen dachten ze meer over overgave dan aan doorvechten. Ze leden sterk onder de overmacht van geallieerde artillerie en vooral van de geallieerde alleenheerschappij in de lucht. Het maakte troepenverplaatsingen overdag onmogelijk. Overgeven of vluchten was moeilijk. Meermalen werden Duitsers, die zich overgaven, door eigen troepen beschoten. Manschappen die niet meer wilden vechten werden door officieren met getrokken pistool daartoe gedwongen. Onder de aanhoudende bombardementen leden Duitse militairen onder psychische stoornissen. Toch waren er nog Duitsers die geloofden in een “eindoverwinning”, gebaseerd op “geheime wapens”: de V I en de V II en de hoop op een doorbraak, zoals het latere Ardennenoffensief. Generaal-Majoor Knut Eberding vaardigde een order uit, dat ‘verraad’ in het zicht van de vijand, met executie moest worden bestraft. Dat ‘standrecht’ werd ook uitgevoerd. In de Duitse traditie van discipline en militaire eer zal Eberding faam hebben verworven. Manschappen en bevolking blootstellen aan dood en verschrikking in een hopenloze sitatie was uit menselijk oogpunt amoreel. Het afnemende Duitse verzet bleef slachtoffers vergen.
Groede
De Hauptverbandplatz van de Duitsers was in Groede gelegerd, waar ook Canadese gewonde gevangenen werden verpleegd. Ook zieke burgers en gewonden werden er naar toe gebracht toen het verblijf in het St. Anthonius Ziekenhuis in Oostburg door beschietingen en bombardementen te gevaarlijk was geworden. Generaal-Majoor Knut Eberding had eerder onderhandelaars naar de Canadese staf gestuurd. Ze kwamen overeen dat Groede niet zou worden beschoten en als ‘open plaats’ zou worden beschouwd. De Duitse legerleiding besefte dat door het verschuiven van de frontlijn naar het Zuid-Westen ook Groede in de rontlijn kwam te liggen. De Canadese Royal Winnipeg Rifles rukte ten zuiden en de Retina Rifles ten noorden van Groede op, zonder de plaats zelf aan te vallen. Ten oosten van Kruisdijk werd hevig tegenstand ondervonden. Met aan beide zijden hoge verliezen. Voor Generaal-Majoor Eberding was het aanleiding om Groede niet langer als ‘open plaats’ te beschouwen. Het maakte de evacuatie van de bevolking en van de gewonden naar ziekenhuizen in het reeds bevrijde gebied, in de nacht van 27 op 28 oktober noodzakelijk.
Het Canadian Scottish Regiment nam de taak van de Retina Rifles, die naar het westen oprukten, over. Het Duitse verweer leek gebroken. Met een snelle doorstoot trachtte het Regiment het Duitse hoofdkwartier in Cadsand te omsingelen. Generaal-Majoor Eberding werd door de snelle aanval gedwongen om zijn hoofdkwartier van Cadsand naar Knokke te verplaatsen. Bij de St. Jansdijk liep een compagnie in een hinderlaag van Gruppe Schwerdfeger. Slechts 12 soldaten konden ontsnappen. Die dag kwamen 4 Canadezen om, werden er 5 gewond en 41 vermist. (Joost Poppelaars, in dat gebied opgegroeid, heeft veel later gezocht naar Canadese graven aan de St. Jansdijk. Hij heeft ze niet gevonden.) De Duitsers hebben de 4 gesneuvelde Canadese militairen in een buitgemaakte brencarrier afgevoerd. 41 Canadezen werden vermist. De Canadezen deden met snelle tegenaanvallen een verwoedde poging de gevangenen te bevrijden. Zij wilden voorkomen dat ze naar Duitsland werden gevoerd. Na de val van de haven van Breskens werd de Duitsers bevoorrading uitgevoerd met snelboten via kleine haventjes aan de kust die bij eb droogvielen. Daar werden ook zwaar gewonden en krijgsgevangenen langs afgevoerd. Het is niet helemaal uitgesloten dat krijgsgevangen na hun overgave werden doodgeschoten. Tijdens gevechten was er soms geen mogelijkheid om gevangenen te bewaken of af te voeren. Manschappen waren in de gevechten nodig. Oorlog is een wreed bedrijf.
Nieuwvliet
De Royal Winnipeg Rifles hadden de opdracht om Nieuwvliet te bevrijden. De Duitsers (Kampgruppe Hundt) zat ten noorden van Nieuwvliet verscholen in bunkers vermond als burgerhuizen. Op 27 oktober vervolgden de R. Wpg Rif hun opmars en vielen tegen 06.00 uur de Steenen Heul aan. De Duitse Gruppe Petersen trok zich op Nieuwvliet terug. Op 28 oktober werd de bunker In De Vijf Wegen van Major Werner Hundt, die de dag jarig was, aangevallen. Kampgruppe Hundt werd in zijn verzet bijgestaan door alle beschikbare Duitse veldartillerie en door kustbatterijen op Walcheren. Tot geallieerde bommenwerpers de kustbatterijen tot tijdelijk zwijgen dwong. Aan de Canadezen die de bunkers bestormden gaf Majoor Hundt zich met zijn soldaten over en verliet met opgeheven handen de bunkers. (Volgens Joost Poppelaars zijn die gecamoufleerde bunkers ‘In de Vìjf Wegen’ nu de Vijf Weegen, waar je goed kunt eten en de kinderen buiten kunnen spelen. Er tegenover staat nog 1 grote bunker en erachter 2 kleinere, waarschijnlijk was dat het hospitaal.)
Cadzand
De Retina Rifles, die hun opmars parallel aan de kust voortzetten, vielen op 28 oktober het bunkerstelsel Stützpunkt Cadsand in de Atlantikwall aan. De tegenstand was van weinig betekenis en in Cadzand was geen Duitser meer te bekennen. De Canadezen ontdekten er de ondergrondse telefooncentrale die onder de Westerschelde aansloot met de Duitse Infanterie Divisie 70, die op Walcheren was gelegerd. Door die snelle telefoonverbinding, die tijdens de bouw van de Atlanticwall was aangelegd, en waarnemers aan het front, konden de Duitse kustbatterijen gericht vuur op de Canadese stellingen uitbrengen en zware verliezen toebrengen.
Bij het zuiveren van het gebied van het Uitwateringskanaal bij Cadzand op 30 oktober kwamen de Retina Rifles onder zwaar vuur te liggen vanuit de duinen bij Cadsand-Bad (Stützpunkt Cadzand-Badhuis) en van het kustgeschut op Walcheren. Pas in de loop van 31 oktober lukte het de Retina Rifles door te dringen tot dicht bij de zware bomvrije bunkers omzoomt met prikkeldraad en mijnen. Zelfs na luchtaanvallen door Tyfoonjachtbommenwerpers lukte het niet om door te dringen tot in de versterking. Drie Compagnieën van het Canadian Scottish Regiment, die de vastgelopen aanval overnamen, omsingelden het Stützpunkt Cadzand-Badhuis dat door Marinesoldaten van de Marineartillerieabteilung 203 verdedigd werd. Hoewel Eberding manschappen, die geen eigen taak meer hadden, inzette als infanteristen aan het front hadden alle marine-eenheden toestemming gekregen om het steunpunt te verdedigen.
Vroeg in de morgen van 1 november werden twee anti-tankkanonnen ingezet voor ondersteuning van de Retina Rifles. Ter voorbereiding van een nachtaanval werd met 6-pounders de schietgaten van de bunkers bestookt. Op het beton hadden de granaten weinig of geen effect, maar het gerichte vuur op de schietgaten veroorzaakte in de bunkers een ravage. De Canadezen hadden nu ook geen last meer van het kustgeschut op Walcheren dat was ingezet tegen de geallieerde amfibische landingen op Walcheren. De Canadezen deden de hele nacht vergeefse aanvallen op de Duitse bunkers. Slechts een enkele bunker werd veroverd.
Het Canadian Scottish Regiment zette anti-tankkanonnen in. Met gericht vuur op de schietgaten, werd het 2 cm geschut in de bunkers vernietigd. Canadese mortierbeschietingen zette het Steunpunt op 2 november in brand. Het leidde tot onderhandelingen. Een Duitse arts uit de bunker, met een rodekruis vlag, zocht contact met het Canadian Scottish Regiment. Hij wilde een korte wapenstilstand om gewonden te verzorgen. De Canadezen gingen daar niet op in; zij verlangden een volledige overgave. De arts werd verteld dat de dag ervoor Generaal-Majoor Eberding zich in Knokke had overgegeven. Het hielp. Het laatste Duitse steunpunt in West-Zeeuws-Vlaanderen gaf zich onvoorwaardelijk over. De vermoeide, gedesillusioneerde Duitse soldaten kwamen met de handen omhoog te voorschijn.
Zuidzande, Retranchement, Sluis
Na elkaar werden de Duitse gevechtspunten opgerold. De tegenstand was niet sterk meer. In Zuidzande trokken de Duitsers zich in de nacht van 27 op 28 Oktober terug. Het Régiment de la Chaudière, dat er niet van op de hoogte was, beschoot in de nacht en de vroege ochtend het verlaten Zuidzande vóór ze er op 29 oktober binnentrokken. Ook Retranchement was door de verdedigers verlaten toen de Queen’s Own Rifles of Canada op 29 oktober de plaats veroverden. In grote aantallen gaven Duitsers zich over. In Sluis ondervond het North Shore Regiment nog flinke tegenstand. Nadat in de nacht de stellingen van de Duitsers, in de wallen en in de stad, waren beschoten werd in de ochtend van 1 november de aanval geopend. Het sneeuwde licht en het was koud. Bij de zuivering van de bunkers in de wallen gaven veel vermoeide Duitsers zich over. Twee compagnieën werden belast met het zuiveren van het stadje. De Duitse commandant die zich tot het laatst wilde verzetten, kon niet verhinderen dat Sluis werd bevrijd.
Duitse krijgsgevangenen bij de kerk in Retranchement Generaal-Majoor Eberding met zijn staf werd op 31 oktober 1944 in Knokke door de 9e Canadese Infanterie Brigade gevangen genomen. Op 2 november viel het laatste Duitse steunpunt in West-Zeeuws-Vlaanderen. De laatste Duitsers gaven zich op 3 november over in Zeebrugge in België. 26 Dagen lang had de strijd om West-Zeeuws-Vlaanderen geduurd.
Heel Zeeuws-Vlaanderen was vrij.
Het is moeilijk onder woorden te brengen hoe de geallieerde troepen, de bevolking en de Duitse bezetters onder de strijd hebben geleden. Hoeveel heldhaftigheid, volharding en opoffering onder ellendige en moeilijke omstandigheden werd opgebracht. Hoe psychische spanningen werden verwerkt. Hoeveel nabestaanden er om de omgekomenen treuren.
In vele plaatsen werd door bombardementen en artilleriebeschietingen 75% van de huizen vernield of zwaar beschadigd. Bij de gevechtshandeling sneuvelden 779 geallieerde militairen. De bombardementen en beschietingen kostten 696 burgers het leven. De Duitsers verloren 1305 manschappen en er raakten 12.812 in gevangenschap. Hoeveel er later nog aan hun verwondingen zijn bezweken is niet bekend. De omgekomen Canadese militairen van de 3e Canadese Infanterie Divisie liggen, samen met de militairen van de 4e Canadese Infanterie divisie en van de Poolse Pantserdivisie, op de militaire begraafplaats in Adegem België begraven.